Heksenvervolging

De 16e eeuw was een bloeitijd van de heksenprocessen. Ook in Amsterdam werden verschillende vrouwen veroordeeld en ongekend hard bestraft voor vermeende tovenarij. In dit artikel wordt aandacht geschonken aan twee processen die in het midden van de 16e eeuw hebben plaatsgehad. Beide zaken zijn opmerkelijk te noemen en zijn het daarom waard om voor het voetlicht te brengen.

De vroegste afbeeldingen van toverkollen komt uit het boek Le Champion des Dames uit 1451.

De vroegste afbeeldingen van toverkollen komen uit het boek Le Champion des Dames uit 1451.

Aan het einde van de Middeleeuwen ontwikkelden West-Europese theologen een theorie dat magie alleen effect kon hebben doordat de duivel eraan meewerkte. Door het duivelspact werd het de meest verschrikkelijke misdaad die men zich kon voorstellen: geloofsafval en samenwerking met de duivel. Iemand die toverde, stelde zich volgens de ontwikkelde theorie buiten de (christelijke) samenleving. Verbranding was de enige juiste oplossing om dit soort toverkollen uit de weg te ruimen. In de twee vonnissen die in dit artikel worden behandeld, komt deze theorie duidelijk naar voren.

In de 16e eeuw werd het verbranden van heksen gezien als een rechtvaardige straf. De bekende 18e-eeuwse stadshistorieschrijver Jan Wagenaar besteedde enkele zinnen aan de strenge straffen uit de 16e eeuw. Zo zwaar eene straf oordeelden de Regters van deezen tijd verdiend te zijn door luiden, die allen, of meest allen eerder als krankzinnigen aangemerkt, en opgeslooten behoorden geworden te werden. De meer verlichte tijden der Hervorminge hebben, kort hierna, met de straffen over Toverije, ook de gewaande Toverij zelve doen verdwijnen uit deeze Landen. Deze zienswijze kwam voor Engel Dircxdochter helaas te laat in zwang.

Engel Dircxdochter, geboren in Friesland, werd in 1541 opgepakt voor tovenarij maar de schout en schepenen wisten geen raad hoe ze haar moesten ondervragen. Ter Gouw vermeldt in zijn ‘Geschiedenis van Amsterdam’ dat er geen bekwaam heksenmeester in de stad aanwezig was om Engel te verhoren. Daarnaast waren ze bang om zelf door de heks betoverd te worden. In hoeverre dit klopt valt niet meer na te gaan, maar waarschijnlijk heeft Ter Gouw het verhaal iets smeuïger proberen te maken. Feit is wel dat er heel wat moeite is gedaan om Engel te verhoren.

In eerste instantie werd aan de Minderbroeders (een kloostergemeenschap gelegen nabij de huidige Nieuwmarkt) hulp gevraagd bij het ondervragen van Engel Dircxdochter. Blijkbaar hadden ze geen trek om mee te werken aangezien ze schout en schepenen doorverwezen naar een broeder in Utrecht. Deze broeder, Gerrit van Zutfen genaamd, kon ze wellicht van dienst zijn aangezien hij zulcke luyden (heksen dus) wiste te belezen. Hij werd benaderd om Engel een exorcismeritueel te laten ondergaan. Met deze kennis op zak begaven de schepen Albert Dirkszoon Fasol en secretaris Dirk Wouterszoon zich naar Utrecht om Minderbroeder van Zutfen te spreken. Daarnaast hadden ze een onderhoud met Mr. Dirk van Zuylen, de secretaris van Justitie in Utrecht. Van Dirk van Zuylen had men vernomen dat hij dikwijls over d’examen van gelijcke personen geweest was ende daermede te leven wiste. Deze meneer had dus ervaring met het ondervragen van vermeende heksen en wist er tot dan toe altijd levend vanaf te brengen. Zowel Gerrit van Zutfen als Mr. Dirk van Zuylen kwamen op kosten van de stad naar Amsterdam om schout en schepenen bij te staan in het examineren van Engel Dircxdochter.

Engel Dircxdochter werd op 10 januari 1542 door het vuur tot pulver verbrand.

Engel Dircxdochter werd op 10 januari 1542 tot pulver verbrand. Ze was een verbond met de duivel aangegaan en zich tot tovenarij begeven.

Ondanks de hulp uit Utrecht waren de bestuurders van Amsterdam nog niet zeker van hun zaak. Derhalve reisden de schepenen Joost Sybrandsz. Buyck en Sybrand Pompeus Occo naar Den Haag om bij het Hof van Holland te consuleren (advies inwinnen) inder zaicke van Engel Dircxdochter, toverneresse. Bij buitengewone zaken kon het Hof van Holland geraadpleegd worden over de te volgen handelswijze. Met zoveel hulp was het niet moeilijk om, weliswaar onder druk van torture, een confessie bij Engel te ontfutselen. Na haar bekentenis werd een vonnis opgesteld dat weinig aan de verbeelding overlaat: ter cause zy God affgaende ende haer crisdom versaeckende, mitten boose geest verbont gemaict, ende haer tot toeverie begheven heeft gehadt werd ze veroordeeld om mitten brande geexecuteert te worden, tot pulver toe. Heksen die ter dood waren veroordeeld door het vuur werden op de Dam aan een staak vastgemaakt of op een ladder gebonden en voorover in het vuur geworpen. Op 10 januari 1542 werd Engel Dircxdochter op een soortgelijke wijze door de scherprechter ten vure gedoemd.

Niet alleen heksen waren tot het vuur verdoemd, ook protestantse ketters werden verbrand. De afbeelding geeft duidelijk weer hoe de straf werd uitgevoerd.

Niet alleen heksen waren tot het vuur verdoemd, ook protestantse ketters werden verbrand. De afbeelding geeft weer hoe de straf werd uitgevoerd.

Een dergelijk lot klinkt vreselijk, maar uit het volgende verhaal blijkt dat schout en schepenen zeer creatief en nog wreder konden vonnissen. Enkele jaren na Engel Dircxdochter werd ene Anna Jansdochter met haar twee dochters Lysbeth en Jannetje in 1555 verdacht van tovernarij.

Hoewel er geen bekentenissen bewaard zijn gebleven, geeft het vonnis voldoende informatie over deze lugubere zaak. Evenals Engel Dircxdochter hadden Anna en haar twee dochters haeren chrisdom versaeckt en met de duivel een pakt gesloten. Tevens hadden de drie vrouwen zich tot tovenarijen begeven ende alsulx diversche personen te inficeeren (besmetten) ende quat te doende. Het uitgesproken vonnis voor deze misdaden is luguber en zal hebben gediend als waarschuwing voor andere mensen. Het vonnis luidde:

De selve delinquanten te wetende de voorseide Jannetgen ende Lysbeth byden scarprechter (de beul) metten vuere van levende lijfene ter doot gebracht, geexecuteerd ende tot pulver toe verbrant sullen werden. Ende de voorseide Anna Jans opden scavotte voir deser stede opgericht gestelt sall werden omme dexecutie van hoeren voorseide kinderen taensien ende daer nae van gelijcken metten vuere geexecuteert ende tot pulver sall werden verbrant.

Die arme Anna Jansdochter moest dus vanaf het schavot toekijken hoe haar eigen kinderen in het vuur werden geworpen voordat ze zelf verbrand zou worden.

Ook in het oosten van het land wisten ze van wanten. In 1544 werden in het Overijsselse Delden twee zussen tot de brandstapel veroordeeld wegens vermeende ketterij. Anna Jansdr. heeft moeten toezien hoe haar kinderen op een soortgelijke manier aan hun einde kwamen voordat ze zelf aan de beurt was.

Ook in het oosten van het land wisten ze van wanten. In 1544 werden in het Overijsselse Delden twee zussen tot de brandstapel veroordeeld wegens vermeende ketterij. Anna Jansdr. heeft moeten toezien hoe haar kinderen op een soortgelijke manier aan hun einde kwamen voordat ze zelf aan de beurt was.

Wat de vier vrouwen hadden gedaan waardoor ze als toveressen werden gezien blijkt niet uit de archiefstukken. Zoals Wagenaar schreef zullen het vrouwen zijn geweest die wellicht geestesziek waren of op zijn minst een vreemde eend in de bijt waren. Dit was geen gelukkige eigenschap in een samenleving waarin de vrees voor de duivel en het geloof aan zijn macht over de mensheid heerste. Een andere stadshistoricus, Johannes ter Gouw, verwoordt het prachtig: De geschiedenis der heksenprocessen is eene afschuwelijke geschiedenis, waarin het domste bijgeloof en de gruwelijkste wreedheid om den voorrang dingen.

Bronnen uit het Stadsarchief Amsterdam:

5014-10-68 (1541)

5014-10-68 (1541)

5014-10-69 (1541)

5014-10-69 (1541)

5061-567-113-10-01-1542

5061-567-113-10-01-1542

5061-567-242-21-11-1555

5061-567-242-21-11-1555

Gouw, J. ter, Geschiedenis van Amsterdam, dl.4, 1884.

Wagenaar, J., Amsterdam in zyne opkomst etc., dl.1, 1760.

  5 comments for “Heksenvervolging

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


5 + = 9