Middeleeuwse stadsmuur

Aan het einde van de 15e eeuw werd besloten Amsterdam te omringen met een hoge muur om de stad beter te kunnen verdedigen. Een muur waar vandaag de dag amper iets van terug te vinden is maar die in de gehele 16e eeuw bepalend is geweest voor het uiterlijk van de stad. De bouw had niet alleen een grote weerslag op het  aangezicht van de stad maar ook op het leven van haar inwoners.  In dit artikel zoemen we daarom in op verschillende facetten van bouw tot afbraak van deze noemenswaardige muur.

Maximiliaan van Oostenrijk, 1519 (kunsthistorisch museum Wenen).

Maximiliaan van Oostenrijk, 1519 (kunsthistorisch museum Wenen).

Sinds 1433 maakte Holland en dus ook Amsterdam deel uit van het Bourgondische rijk. De Bourgondische vorsten hadden de aspiratie om het grondgebied verder uit te breiden en hadden hun zinnen gezet op Utrecht en Gelre. Beide vorstendommen gaven zich echter niet gemakkelijk over. Met name Utrecht zinspeelde op een belegering van de stad. Toen Maximiliaan van Oostenrijk, de toenmalige landsheer van het Bourgondische rijk, in april 1481 Amsterdam bezocht was hij onaangenaam verrast over de staat der fortificaties. De stad was weliswaar beschermd door grachten, poorten en enige torens, maar het was niet omringd door een stenen muur. Met het oog op de dreiging vanuit Utrecht begeerde hij dat Amsterdam ommuurd zou worden. Een dergelijk project kostte natuurlijk veel geld, materiaal en arbeidskrachten. De  stad had enkele methodes om in deze vraag te voorzien.

Kort na het besluit om een muur te bouwen  werd een nieuwe belasting ingevoerd: de honderdste penning (één procent van het vermogen moest door de inwoners van Amsterdam afgedragen worden). De bouw van een muur rondom de stad was een kostbare aangelegenheid maar enkele factoren zorgden ervoor dat de kosten enigszins werden verlicht. Er hoefde geen nieuwe singelgracht gegraven te worden aangezien dit bij een stadsvergroting van 1425 reeds was gebeurd. Daarnaast waren de nieuwe wijken die gerealiseerd waren bij de vergroting niet volgebouwd. Zodoende was er voldoende ruimte om de nieuwe fortificatie aan te leggen.

In het begin van mei 1481 moet de eerste spade de grond in zijn gegaan. Door de graafwerkzaamheden kwamen er grote hopen aarde op de vesten liggen. Een keur van 4 mei  1481 verbood het eenieder noch daerinne graven, noch enyge aerde daeroff in hoere tuynen ofte elders brengen en sal. Bij overtreding diende een boete van vier Hollandse ponden betaald te worden. Enkele maanden later, rond september of oktober 1481, begon men met het metselen van de muren. Een keur was nodig om de baldadigheid van jong en oud aan banden te leggen. Niemand, jong of oud, vrouw of man, poorter of vreemdeling, mocht zich verstouten, enige schade aan de stadsmuren toe te brengen alsoe wel die van outs ghemaect zijn als die men nu maect, tzy die stenen dairaff te nemen, int water te warpen ofte anders. Men maakt in deze keur een duidelijk onderscheid tussen de oude fortificatie (die van outs ghemaect) en de nieuwe muur (die men nu maect) die op moment van schrijven werd gemetseld. Wie reeds stenen mee naar huis had genomen werd dringend geadviseerd om ze terug te brengen off men salt rechten voir diefte. De straffen voor het vernielen of beschadigen waren niet mals.

Indien de verdachte ouder was dan vijftien jaar werd een boete van 40 pond opgelegd. Maar ware het, dat hij bij nacht of een donkere avond een deel van de muur omver had geworpen of anderszins beschadigde, werd hij bovenop de boete van 40 pond, gestraft naar oordeel van de heren van het Gerecht. In het geval de boete niet betaald kon worden werd hij gestraft mit gueden roeden, naect ende bloet, openbairlijck op die Plaetse, datter troede bloet naecomen sal (met een roede werd iemand naakt, in het openbaar, op de Dam gegeseld totdat er ’t rode bloed uit zou komen). Daarna zou hij in de gevangenis gezet worden, om enige dagen te water en brood te zitten. In het geval van een vrouw was de hoogte van de boete gelijk. Mocht de boete niet betaald kunnen worden werd ze veroordeeld om die steen te draghen all omme die stede, ende dairnae noch eenen sekeren tijdt te water ende te brode int gat legghen.

Sekeren tijdt te water ende te brode int gat legghen (keur uit 1481).

Sekeren tijdt te water ende te brode int gat legghen (keur uit 1481).

Het werk aan de stadsmuur was ruim een jaar bezig maar vlotte onvoldoende. Daarom hebben  de schout, schepenen en de raad van de stad op 12 juli 1482 een nieuwe wet uitgevaardigd: iedere inwoner van Amsterdam werd verplicht om te helpen met heien, graven of andersoortig werk indien dat van hem werd verlangd. Men kon hier echter onderuit komen door het betalen van een geldbedrag of door het leveren van 2000 steens totter stede muren behoef. Toen uiteindelijk de metselaars aan het werk konden was het al snel duidelijk dat er een groot tekort aan arbeidskrachten waren. Derhalve werd een keur opgesteld waarin werd bevolen dat alle die metselairs, poirters ende inwoners of anders, die dagelix binnen der stede metselen zich moesten melden met hun troffels en kuipen. Wie aan dit verzoek niet wenste te voldoen werd een boete van 10.000 stenen opgelegd. Daar bovenop moest diegene een jair lang hoir nering te laten (iemand mocht een jaar lang niet zijn beroep uitoefenen).

Middeleeuws Amsterdam op het schilderij van Cornelis Anthonisz 1538. Het tracé van de middeleeuwse stadsmuur is duidelijk te zien.

Middeleeuws Amsterdam op het schilderij van Cornelis Anthonisz 1538. Het tracé van de middeleeuwse stadsmuur is duidelijk te ontwaren.

Links een detail uit het schilderij van Anthoniszoon. Tussen de Schreierstoren en de Nieuwmarkt bevinden zich drie torens. Op het schilderij van Jan Micker (1660), dat een vrije kopie van Anthoniszoon is, zijn de torens verdwenen en hebben plaats gemaakt voor één rondeel.

Links een detail uit het schilderij van Anthoniszoon. Tussen de Schreierstoren en de Nieuwmarkt bevinden zich drie torens. Op het schilderij van Jan Micker (1660), dat een vrije kopie van Anthoniszoon is, zijn de torens verdwenen en hebben plaats gemaakt voor één rondeel.

Aan het einde van de jaren tachtig waren de werkzaamheden aan de muur grotendeels afgerond. De stad werd omringd door een vijf à zes meter hoge muur met een brede weergang op gemetselde bogen. Drie grote poorten (de Haarlemmerpoort, Regulierspoort en de Sint-Anthonispoort) boden toegang tot de stad. Om de zoveel honderd meter sprongen halfronde of vierhoekige verdedigingstorens uit de muur naar voren. Het tracé liep langs het huidige Singel, Kloveniersburgwal en de Geldersekade. Op het schilderij van Cornelis Anthoniszoon krijgen we een mooi beeld van de stadsmuur. Linksboven is de huidige Waag herkenbaar, rechtsonder bevindt zich de Schreierstoren. Tussen deze twee bouwwerken liggen drie kleinere torens waarvan de toren die vlakbij de Waag ligt de ‘hondenslagerstoren’ werd genoemd naar de hondenslager die hier woonde. Het stadsbestuur was er alles aan gelegen de stadsmuur te behoeden voor schade. Een keur van september 1491 verbood het eenieder, poorter of vreemdeling, die cloet om verde langhes der stede vesten schieten en moeten, alsoe der stede muren groteliken daerby gebroken werden.

asdf

Vuyt saicke dat hij van Antwerpen hier gecoemen is omme te maicken een patroen omme daer naer te maicken die nyeuwe muragie tusschen Screyhouck ende St. Thonispoort mit alzulcke thoernen, rondeelen ende stryckweringe (Alexander Pasqualini ontving twaalf pond voor bovenstaande arbeid, 1545)

De stadsmuur was dan wel af, reparaties en complete nieuwbouw waren op zijn tijd noodzakelijk. In de periode 1545-1550 kreeg de muur tussen de Sint-Anthonispoort en de Schreierstoren een geheel nieuw uiterlijk. Vanuit Antwerpen werd de Italiaanse vestingbouwkundige Alexander Pasqualini ingehuurd. In samenwerking met de Amsterdamse stadsmetselaar Willem Dircxz. werd een ontwerp gemaakt om de stadsmuur ten oosten van de stad geheel te vernieuwen. De drie torens maakten plaats voor één rondeel (halfrond bolwerk). De locatie van dit rondeel (dat bekend staat als de Sint-Nicolaastoren) is nog steeds duidelijk zichtbaar als het westelijke landhoofd van de Bantammerbrug over de Gelderse Kade (ter hoogte van de Stormsteeg).

Het rondeel op de stadsplattegrond van Pieter Bast (1597). De basis voor het rondeel is nog steeds zichtbaar als het landhoofd voor de Bantammerbrug.

Het rondeel op de stadsplattegrond van Pieter Bast (1597). De basis is nog steeds zichtbaar als het landhoofd voor de Bantammerbrug.

De bogen aan de binnenzijde van de muur werden vanaf het begin gebruikt als slaapplaats door armen en daklozen. In Bredero’s Spaanse Brabander wordt een weldoenster genoemd, Anne Klaas genaamd, die de bogen van de stad huurde om ze vervolgens te laten bewonen door armen. De stad verkreeg dus inkomsten door de bogen te verhuren.

De bogen ter hoogte van de Jan Rodenpoort (houtsnede Cornelis Anthoniszn. 1544).

De bogen ter hoogte van de Jan Rodenpoort (houtsnede Cornelis Anthoniszn. 1544).

Nadat in de jaren 1585-1586 de stad werd vergroot (de eerste uitleg), werd de middeleeuwse muur overbodig. Het zou echter nog bijna 20 jaar duren voordat de oude muur werd gesloopt. Dit had geen militaire oorzaken, maar had vooral te maken met financiële en logistieke bezwaren. De bogen in de muur leverden de stad aardig wat geld op en ook enkele torens werden verhuurd. De materialen die bij de sloop vrij zouden komen, konden daarentegen worden verkocht. Vooral de bewoners aan de binnenzijde van de ommuring zouden veel profijt krijgen van de sloop. In plaats van een muur van zes meter hoog, zouden de huizen niet alleen uitzicht hebben op de breedste gracht maar ook veel beter bereikbaar worden doordat ze in plaats van een muur een kade voor hun deur kregen. Uiteindelijk werd op 14 september 1600 besloten om de ommuring te slopen. Vrijgekomen materialen werden niet alleen verkocht, een groot deel werd ook gebruikt voor de bouw van nieuwe stadswerken. Men besloot dat de steen daer aff commende, gebickt ende schoon gemaect, ende opmaeckinge van de nyeuwe sluijsen ende andere stads notelijcke wercken, gebruyckt ende verbesicht sal worden. De vrijgekomen stenen werden onder andere gebruikt voor de Haarlemmersluis en de bouw van de Zuiderkerk.

In Amersfoort is een deel van de oude stadsmuur blijven staan. Een dergelijke muur heeft Amsterdam bescherming geboden.

In Amersfoort is een deel van de oude stadsmuur blijven staan. Een dergelijke muur heeft Amsterdam vanaf eind 15e eeuw omringd.

De schaemele luyden inde boogen woonende werden op tijd gewaarschuwd om te vertrekken zodat ze uit konden zien naar een andere woning. Uiteindelijk werd in 1601 de muur tussen de Scheierstoren en de Nieuwmarkt en tussen de (oude) Haarlemmerpoort en de Jan Rodenpoort gesloopt. De sloop van de rest van de muur stond in 1602 op de planning. Dat niet alles volgens planning is gegaan blijkt uit een resolutie van 12 maart 1603 waarin wordt gesteld dat dit lopende jaer, voorts t’eenemael affgebrocken sal werden, de reste vande oude stadsmuyr. Nadien wordt niet meer gesproken over de afbraak van de muur waaruit geconcludeerd mag worden dat het werk in 1603 werd afgerond.

asf

Is mede goet gevonden en geresolveert, dat van dit lopende jaer, voorts t’eenemael affgebrocken sal werden, de reste vande oude stadsmuyr (resoluties vroedschap, 5025.8.423 12-3-1603).

Geldersekade ter hoogte van nummer 18. De met mos begroeide blokken natuursteen zijn hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit de middeleeuwse stadsmuur.

Geldersekade ter hoogte van nummer 18. De met mos begroeide blokken zijn hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit de middeleeuwse stadsmuur.

Tegenwoordig zijn op enkele plaatsen nog restanten van de middeleeuwse muur te herkennen. Zo zijn de Scheierstoren en de Waag overblijfselen, maar ook de Munttoren is een restant van de oude Regulierspoort. Zoals eerder beschreven zijn in het landhoofd van de Bantammerbrug enkele blokken natuursteen hergebruikt. Ook aan de Geldersekade, ter hoogte van nummer 18, zijn nog enkele blokken zichtbaar.

Bronnen uit het Stadsarchief Amsterdam:

5020.4.135 (1481)

5020.4.135 (1481)

5020.4.136 (1481)

5020.4.136 (1481)

5014.14.89 (1545)

5014.14.89 (1545)

5025.8.377 (2-1-1602)

5025.8.377 (2-1-1602)

Abrahamse, J.E., Van varkenskotten naar stadspaleizen, Amstelodamum jg.99-1, 2012

Breen, Joh. C., Rechtsbronnen der stad Amsterdam, 1902

  2 comments for “Middeleeuwse stadsmuur

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *


4 − 4 =