In de zomer van 1572 sloten veel steden in Holland en Zeeland zich aan bij de Opstand onder leiding van de protestantse Willem van Oranje. De katholieke koning van Spanje werd hiermee de oorlog verklaard. Amsterdam bleef als vrijwel enige stad de koning van Spanje trouw wat grote gevolgen had voor de stad. De geuzen trachtten de scheepvaart en handel van Amsterdam te verlammen door de aanvoerroutes te blokkeren met scheepswrakken. In dit artikel wordt hier dieper op ingegaan.
Dit artikel begint in oktober 1572. Het was de geuzen er alles aan gelegen om Amsterdam af te sluiten van de buitenwereld. Een middel hiertoe was het afsluiten van het IJ door schepen te laten zinken in de vaarroutes. Details kennen we door de verslagen die door broeder Wouter Jacobsz. en Hendrik van Biesten zijn bijgehouden. Op 6 oktober 1572 lieten de geuzen, komende van Enkhuizen en Hoorn, tien tot twaalf schepen in ’t Schellingwouder-rack zinken in t’rechte diep daer het ’t nauwste was. Dit wekte grote vrees in de stad aangezien zo de vaarroute werd geblokkeerd terwijl er korenschepen in aantocht waren. Een deel van de gezonken schepen kwam echter de volgende dag bovendrijven waardoor de verwachte korenschepen alsnog op 10 oktober in de haven van Amsterdam konden aanmeren. Volgens een Amsterdammer uit die tijd getuigde deze gebeurtenis hoe wonderlijk God met de Amsterdamse bevolking samenwerkte.
Op 26 april 1573 werd een nieuwe poging gewaagd. Die scepen van den guesen, die ontrent Amsterdam in het Ye laegen, hiervan werde geseyt dat sij an ende an vermeerdert werden ende nu wederom werck begonnen om scepen te sincken. Men sach, dat ontrent daer sij met haer scepen lagen een kerck (de kerk van Schellingwoude) omgewurpen werden alleen om steen te hebben, daermede sij sincken mochten (Wouter Jacobsz.). Dit deeden deese Peraten ende Watergeusen van Hoorn en Enckhuisen al om Amstelredam te bederven ende syn Neering en diepte te beneemen (Hendrik van Biesten). De kerk van Schellingwoude werd dus gesloopt, tot de grafzerken aan toe, om de wrakken te beletten boven te komen drijven.
Het was het stadsbestuur van Amsterdam er alles aan gelegen om de vaarroute vrij te maken van de wrakken om de aanvoer van goederen voort te blijven zetten. Er werd aan Joost Jansz. Beeldsnijder gevraagd een oplossing te bedenken. Voor het arbeidsloon en ontwerp van tien kleine houten bootjes (maquettes) ontving hij in 1573 negen gulden. Het was de bedoeling deze kleine sceepgens int groet na te maicken ende daermede de scepen by den Guesen gesoncken by Scellingwoude wt te trecken. Met een soort van lier werd getracht de wrakken uit de vaargeul te trekken. Joost Jansz. Beeldsnijder (ook wel Bilhamer genoemd) was een militair ingenieur, landmeter, beeldhouwer, plaatsnijder, cartograaf en bouwmeester. Zo ontwierp hij onder meer de Oudekerkstoren in 1565 en de poort van het voormalige Burgerweeshuis in 1581. De Oosterpoort in Hoorn kwam tevens van zijn hand.

Een detail van de ‘caerte van Noordhollant, gemaakt door Joost Jansz. Bilhamer in 1575. Klik op de kaart voor de volledige weergave.
Het is onbekend of er überhaupt naar aanleiding van deze maquettes schepen zijn geborgen. Het is in ieder geval zeker dat ze niet allemaal boven water zijn gekomen, zo blijkt uit een kaart van Noord-Holland die Joost Jansz. Bilhamer in 1575 maakte. We zien op de kaart onder andere Amsterdam en omgeving. Ten zuiden van Schellingwoude was de plek waar de geuzen de boten lieten zinken om Amsterdam onder druk te zetten. We zien een lijn lopen die uitkomt bij een anker. Dit anker wordt in de legenda verklaart als plek waar die wracke voor Amsterdam ghesoncken zijn.

De plaats van de wrakken in het IJ.

De betekenis van het symbool.
Pas in 1578 ging Amsterdam overstag en sloot zich aan bij Willem van Oranje: de Alteratie. De Staten van Holland en Zeeland verboden in augustus 1578 de handel op Spanje. Kooplieden dienden westwaarts op Portugal te vaaren. Hoewel deze handelsroute teniet werd gedaan, bloeide de handel en welvaart in Amsterdam weer op. Dit blijkt onder meer door een citaat van Broeder Wouter Jacobsz: Op den iien (2 juni 1578) sach men tot Amsterdam […] groete frequentacie van coemantscap in maniere als oyt lange tevoere geweest was. De dreiging van de geuzen was weliswaar verdwenen, in het IJ lagen nog talloze wrakken die de scheepvaart belemmerden. Om dit probleem het hoofd te bieden, werd op 25 oktober 1578 door de heren Burgemeesters een contract afgesloten met ene Jan Barentsz. Hij werd aangenomen om op te wynden vuyt de gront allen den gesoncken wracken inden Ye omtrent deser stede ende dat tot syn selffs costen mits dat hem gegeven sall worden voor […] elck wrack dat by hem geheel opgewonden sall worden vyff gulden thijen stuivers. Voor schepen die in stukken boven water werden gehaald zou Jan Barentsz. voor elk last (circa 1000 kilogram) vier gulden en negen stuivers ontvangen.

Jan Barentsz. heeft de ‘gantschen somer anno LXXIX (1579) aen het vuijtwinden van seeckere wracken gesoncken inden Ye voor deser stede’.
Dat Jan Barentsz. niet stil heeft gezeten blijkt wel uit de stadsrekening van 1579. Onder het kopje extraordinaris zaecken ontving hij in totaal 757 gulden aan salaris en arbeidsloon omdat hij den gantschen somer anoo 1579 aen het vuijtwinden van seeckere wracken gesoncken inden Ye voor deser stede. Uit deze betaling blijkt dat hij rond de 150 schepen uit het IJ heeft getakeld. Een enkel wrak werd overigens niet als brandhout verkocht maar voor goed geld verkocht door de stad zoals blijkt uit de ‘rapiamus’, het register van ontvangsten en uitgaven van de stad. In de tweede helft van 1578 ontvingen de thesaurieren (wethouders van financiën) 230 gulden van Simon Jansz. komende uit Hoorn. Het betrof een buijssgen (een type schip, denk aan een haringbuis) wt die grond ghewongen ende by mijn heeren van den gherechte in het becken vercocht. Daarnaast moest Simon Jansz. nog an wijncoop ende andere onghelden ruim tien gulden betalen en aan Clais Reyersz., fabrieksmeesters van Amsterdam, ruim vijftig gulden voor het in orde maken van het schip. Uit deze inkomsten blijkt dat het bergen van de wrakken niet alleen goed was voor de scheepvaart maar ook om de onkosten van het bergen van de wrakken te financieren.

Een soortgelijk schip (een haringbuis) werd door Simon Jansz. in 1578 gekocht van de stad Amsterdam.
In de strijd om Amsterdam aan de kant van de Opstand te scharen, hebben de geuzen talloze schepen tot zinken gebracht om de welvaart en handel in de stad een halt toe te roepen. Nadat in 1578 de kant van Willem van Oranje was gekozen, moest er puin (lees: wrakken) uit het IJ geruimd worden. Wie weet welke schepen Jan Barentsz. niet heeft geborgen en dus heden ten dage nog steeds op de bodem van het IJ liggen.
Bronnen uit het Stadsarchief Amsterdam:
Biesten, H. van, Vervolg der anteykeningen van Broer Hendrik van Biesten (1567-1574). De Dietsche Warande 8 (1869)
Eeghen, I.H. van, Dagboek van broeder Wouter Jacobsz. (1959)
Gouw, J. ter, Geschiedenis van Amsterdam. Deel VII. (1891)
Wagenaar, J., Amsterdam, in zyne opkomst etc. (1760-1767)
2 comments for “Wrakken in het IJ”